10 - Ushuaia, deel 1
03-07-2021Dag 10: Ushuaia -
Vandaag testten we onze poolkleding door met zwaar weer de bergen in te gaan – en dat leverde heel wat op. Het begon allemaal met een lekker ontbijtje om 7.30 uur – het voordeel van een tripje naar dit soort oorden is dat je niet per sé bij het eerste licht op de plek hoeft te staan, want in koele streken blijven vogels de hele dag actief (in de tropen is het vaak om 10.00 uur al gedaan met vogelactiviteit).
We hadden bedacht vandaag onze poolkleding te testen door de Garibaldi Pas op te gaan: een plek die bekend staat om zijn onstuimige weer en twee bijzondere soorten die er voorkomen: White-bellied Seedsnipe en Yellow-bridled Finch. De eerste soort is extreem moeilijk te zien, omdat ‘ie op onbereikbare, hoge plekken in de Andes voorkomt; de tweede is ook lokaal maar algemener en doorgaans makkelijker te vinden.
Na het ontbijt reden we ruim 60 km richting Rio Grande. Het uitzicht werd fraaier en fraaier – en het weer steeds slechter. Natte sneeuw, rukwinden, kortom normaal Zuid-Patagonisch weer. We moesten een half uur wachten voor allerhande hulpdiensten die een automobilist te hulp schoten die z’n auto om een boom heen had gevouwen en reden daarna door naar de Garibaldi Pas waar we parkeerden tijdens een onaanlokkelijke sneeuwjacht, aangejaagd door wind die door de achterliggende vallei over de pas heen trok. Wel ideaal om de poolkleding te testen: we hadden gemiddeld vier laagjes kleding aan, met thermo-ondergoed, binnen- en buitenwanten, diverse soorten mutsen, petten en oorwarmers, turtle-necks en regenbroeken. Ik heb zelf nog geen poolmuts-met-oorflappen, maar mijn combi van klein mutsje van Hotelletje De Veerman, groene-pet-met-klep, fleece-met-capuchon en Arcteryx-windstopper-met-capuchon deed prima werk.
Vanaf de parkeerplaats liepen we steil omhoog een onverhard, door dwergbos geflankeerd pad op, terwijl rukwinden ons van het pad probeerden te blazen. Na c. 300m zagen we hoog boven het bos enkele ‘alpenweitjes’, grotendeels besneeuwd, met erboven een bergrug van leisteen. De door andere vogelaars geschreven verslagen stellen: “verlaat het pad en baan je een weg door het bos; er zijn geen paadjes doorheen, totdat je de weitjes bereikt. Deze moet je aflopen tot je de soort (de White-bellied Seedsnipe) vindt.” Om daarna in meer dan de helft van de gevallen te vermelden dat de soort ondanks uren zoeken, niet te vinden was.
Het stuk bos waar wij erin gingen was hoger dan de rest, een prachtig Nothofagusbos vol herfstkleuren. We vonden een klein beekje waarlangs we relatief makkelijk omhoog konden klimmen, ons af en toe ophijsend aan dikke berkentakken. Een klein halfuurtje door het bos en we bevonden ons op een nattig weilandje waar het water overheen naar beneden stroomde. Ondertussen was de natte sneeuw gestopt en ook hadden we hier minder last van de sterke windvlagen – dat kwam weer nadat we de bergkam over waren. Van bovenaf hadden we een schitterend uitzicht op de ons omringende besneeuwde bergtoppen, en op de deels besneeuwde ‘alpenweitjes’ ertussen die zich voor ons uitstrekten.
We begonnen met ons zevenen op diverse hoogten over de vegetatie te struinen, en het duurde niet lang voor we de eerste vogels zagen: Black-chinned Siskins (die erg lijken op onze eigen Europese Sijzen). Dat wil zeggen: alleen Wesley en ik zagen ze goed, de rest alleen in vlucht. Dat ging een stuk beter bij de Yellow-bridled Finches die Bertus korte tijd later ontdekte – alleen jammer voor degenen die net omhoog waren geklauterd om verder te zoeken naar de Seedsnipes, die konden namelijk weer helemaal naar beneden, met enig tempo, om de vinkjes te bekijken. Later bleek dat deze vinkjes hier niet al te zeldzaam waren zodat we er enkele tientallen te zien kregen, en in tegenstelling tot de Canary-winged Finch van twee dagen geleden ook meerdere mooier-gekleurde mannetjes. Het volgende hoogtepuntje was de Bever, die we in de diepte met verse takkenbossen in de bek door zijn gecreëerde meer zagen zwemmen. Hier uitgezet, dat wel, maar toch leuk kunnen bekijken. Ook bijzonder fraai was de adulte Andescondor die, niet gehinderd door de rukwinden, mooi langs kwam zeilen, waarbij de witte bovenvleugels mooi tegen de grijze bergwand afstaken.
Na ongeveer drie uur, met steeds zonniger wordend weer (maar wel nog steeds rukwinden tot kracht 10) over de weitjes te hebben gelopen, kwamen we bij een stuk dat er bijzonder goed uitzag: wel vrij veel sneeuw maar daartussen platte en ronde rotsen en grote stukken lage vegetatie met rode besjes. Zegt Kasper, terecht: “Tot hoe ver lopen we eigenlijk door, want misschien zitten ze hier wel niet“. Bertus en ik in koor: “Dit stuk ziet er wel héél goed uit, hier woont-ie waarschijnlijk, dus laten we in ieder geval dit valleitje nog even goed uitkammen”.
We verspreidden ons over de helling, hoog en laag, ik toog naar beneden – om 300m verder Kasper over de walkie-talkie te horen “wij hebben er hier vier voor ons zitten”! Op zo’n moment vechten twee x twee emoties om aandacht: ongeloof en blijdschap dat ‘we ze gevonden hebben’ en vloeken en hopen/bidden dat ‘ze er nog zitten tegen de tijd dat ik boven ben’. We hebben een uur met z’n allen ongelooflijk kunnen genieten van zeven White-bellied Seedsnipes, die rustig besjes zaten te eten 5-10m vóór ons, we hebben de prachtigste scoopviews gehad en waanzinnige foto’s en videootjes gemaakt en dat van één van de lastigste soorten van Zuid-Amerika!”
We hebben het gevierd met een diner in Tante Nina, één van de betere visrestaurants van Ushuaia.
Hoogtepunten: Andescondor, Chilean Hawk (in bos halverwege de pas en Ushuaia), White-bellied Seedsnipe, Yellow-bridled Finch, Black-chinned Siskin. En dan die Bever nog.
Vanuit Ushuaia,
Remco Hofland
Geplaatst op: 26 maart 2012