counter on tumblr
 

21 - South Georgia!

03-07-2021

Dag 24: South Georgia -

Bij het eerste licht van Paaszondag bleken we nog niet voor anker te zijn gegaan; wel zagen we aan stuurboordzijde de fenomenale deels besneeuwde en deels groene bergen van South Georgia. Watervallen klaterden in een felgroene zee. Aan alle zijden van het schip vlogen vogels, waaronder opvallend veel Wandering Albatrosses en enkele Light-mantled Sooty Albatrosses (die hier beiden broeden).

Terwijl we ontbeten, om 7.00 uur, voeren we Fortuna Bay in en net na het ontbijt gingen we voor anker, met uitzicht op een grote vlakte vóór een gletsjer, vol witte gedaanten. Om de boot zwommen diverse Koningspinguïns en Zuidpoolpelsrobben (Antarctic Fur Seals) en het groene water was zo helder dat we ze onder water konden volgen nadat ze onderdoken. Grappig genoeg vlogen er ook nogal wat Wilson’s Stormvogeltjes heen en weer door de baai en we konden de eerste South Georgia Aalscholvers (South Georgia Shags) bijschrijven.

De witte gedaanten waren allemaal Koningspinguïns – er zit hier een kolonie van c. 20.000 vogels. Vol verwachting trokken we onze laarzen en zodiaczwemvesten aan, draaiden ons kaartje op rood (wat betekent dat je van boord bent), dompelden de laarzen in ontsmettingsbakken (biosecurity; om te voorkomen dat we schimmels of planten meenemen van eiland naar eiland) en gingen in de rij staan voor de zodiaclaadtrap.

De Ineziagroep ging in de eerste twee zodiacs en omstreeks 8.30 uur landden we op een zonovergoten kiezelstrand – vol Koningspinguïns en Zuidpoolpelsrobben! De algemene regel op Antarctica en South Georgia is dat je niet dichter dan vijf meter bij de dieren mag komen om te voorkomen dat je ze stoort. Vijf meter, m’n neus! Ik stond nog geen 10 seconden op het strand of er kwam een nieuwsgierige Koningspinguïn naar me toe lopen, terwijl aan de andere kant jonge pelsrobben schijnaanvallen uitvoerden. Het hele strand, kilometerslang alle tussockhellingen, tot honderden meters hoog, en de vlakte van minstens tien vierkante kilometer groot, alles lag vol met pelsrobben, nagenoeg allemaal pups en onvolwassen beesten. We hadden ze al horen huilen vanaf het schip, en nu van dichtbij leken ze het vooral heel gezellig te hebben met z’n allen – en al die toeristen leken een welkome afwisseling. Je kon geen stap zetten of een stoere pup kwam briesend op je afhobbelen – maar als je terugkeek dan waren ze opeens niet zo stoer meer. Eerder ontiegelijk aandoenlijk, je zou ze zo mee naar huis nemen!

We kwamen letterlijk ogen tekort, en dat begon op het strand, maar werd nog erger toen we na twee kilometer lopen de eigenlijke kolonie Koningspinguïns bereikten: hier stonden vele duizenden roepende pinguïns met ertussen bijna volgroeide donkerbruine donsjongen, terwijl sommige pinguïns nog eieren of hele jonge ongevederde grijze jongen op de poten hadden. Ertussen, erboven en ernaast loerden diverse Bruine Jagers en Zuidelijke Reuzenstormvogels op een ei of een jong, en eenmaal slaagden ze er ook in een jong aan z’n ouder te ontfutselen….. alsof je naar een live-BBC-verslag staat te kijken. En dat alles onder een stralend zonnetje, terwijl de pelsrobpups aan de lopende band schijnuitvallen deden naar je enkels. Overal liepen Rendieren, die hier ooit zijn uitgezet, maar binnenkort waarschijnlijk het veld moeten ruimen als men het eiland in de originele staat terugbrengt.

Al bij de landing vergaapten we ons aan een vrouwtje Zeeolifant, qua volume toch zeker 5x een pelsrob – maar toen we in Fortuna Bay het strand afliepen, kwamen we een aantal jonge mannetjes tegen. Stúkken groter, met veel meer blubber, en schijngevechten uitvoerend met elkaar, waarbij ze zich oprichtten en elkaar bij de nek grepen. Een volwassen man (12 jaar of ouder) heeft een slurf op z’n snuit die hij kan opblazen, weegt 3500 kg en kan 4m lang worden, en zorgt er in de paartijd voor dat hij een groot stuk strand tot z’n beschikking heeft dat hij fervent verdedigt tegen andere mannetjes – want hij paart met alle vrouwtjes die zijn strand opkomen en geeft zo z’n genen door. Aan het eind van de urenlange Fortuna Bay wandeling vonden we een clubje van zeven van dat soort mannetjes (althans, c. 8 jr oud), die relaxed naast elkaar lagen te ruien: het paarseizoen is over dus zijn ze geen concurrenten meer. We bleven op gepaste afstand want ze kunnen ondanks hun omvang en gewicht verbluffend snel voortblubberen.

Om 13.00 uur allemaal weer aan boord en lunch: patat met kipkluifjes en salade. Dan snel weer naar de brug om een kans te maken op Macaronipinguïn. We voeren langs de kolonie op enkele kilometers afstand en zagen tussen het tussockgras op de steile hellingen enkele duizenden zwart-witte pinguïns staan; gelukkig zwommen ook enkele exemplaren al duikend naast de boot, en kregen we er een paar in beeld die, hoewel wegduikend, de dikke oranje snavel en de gelige hoofdpluimen toonden. Niet de waarneming waar we op hoopten, maar beter dan niks.

Rond 15.00 uur voeren we een andere grote baai in, om uiteindelijk aan te leggen bij het voormalige walvisvaardersstation Grytviken, nu een aftands dorp met een prachtig kleinschalig museum, veel walvisbotten, memorabilia en de nodige pelsrobbenpups. Enkele Ezelspinguïns liepen door het dorp en ook hier lagen zeven grote Zeeolifantenmannen (geeuwend, stinkend en briesend), maar de vogelaars hadden het meeste oog voor de South Georgia Pijlstaart, een eendje dat alleen hier voorkomt. We liepen een paar uurtjes door het dorp en namen net na de zonsondergang, die een lichtroze gloed achterliet op de gletsjer en besneeuwde bergtoppen, de zodiac terug naar het schip.

Het Paasdiner bestond uit vers, ter plekke bereide lamsrack en biefstuk, gevolgd door grand dessert (heb maar even een avond niet op de lijn gelet met o.a. crème brûlée, kersentaart, gelei, druiven, mousse en diverse kaasjes. Na het diner ging het anker op en voeren we met een gezapig gangetje westwaarts, naar onze landingsplekken van morgen: Salisbury Plain en Prion Island….

Waarnemingen: c. 30 Ezelspinguïns, 12.000 Koningspinguïns, 2.000 Macaronipinguïns (op afstand in de kolonie, met c. 20 zwemmend nabij het schip), Wenkbrauwalbatros, Grijskopalbatros, 15 Wandering Albatross en 3 Light-mantled Sooty Albatross, 3 South Georgia Pijlstaart, Black-bellied Stormpetrel, 60 Wilson’s Stormpetrel, 30 White-chinned Petrel, 5 Cape Petrel, 30 Southern Giant Petrel, 1 South Georgia Diving-Petrel, 30+ South Georgia Shags.

Plus 2 Bultruggen, 35 Zuidelijke Zeeolifanten (waaronder 14 hele grote – ruiende en stinkende – geslurfde bijna-volwassen mannetjes) en 15.000 Antarctic Fur Seals.

Vanaf de Plancius bij South Georgia op 54°08” Zuiderbreedte, 36°31” Westerlengte

Remco Hofland

Geplaatst op: 9 april 2012


Reacties

add
Er zijn nog geen reacties op deze blog...