counter on tumblr
 

De bemanning haalt om 04.00 het anker op voor de korte vaartocht van Jason Harbour naar Stromness. Ik kom om half zeven boven, juist op het moment dat we de baai van Stromness invaren, begeleid door een koor van klaaglijk roepende Fur Seals. Het is nog schemerig en niet alleen door het vrij vroege uur, we hebben minder dan een kilometer zicht en de laaghangende bewolking is vrij dik. Omstandigheden die prima passen bij de aanblik van een vervallen walvisstation. Roestige loodsen en tanks, enkele houten woonhuizen en kantoortjes met afbladderende verf. Een van onze laatst overgebleven Koereigers onderneemt een landingspoging in de baai, maar ook ditmaal besluit hij terug aan boord te komen en scharrelt uiteindelijk een beetje schichtig over dek 3. Terwijl we de escapades van onze reiger volgen horen Anke, Leon en Pim een pieper roepen. Geen erg lastige determinatie, er komt zo ver zuidelijk slechts één soort zangvogel voor, de South Georgia Pipit (Zuid-Georgische Pieper), een vrij grote en mollige pieper met een relatief korte staart. De vogel vliegt roepend enkele rondjes over het schip en verdwijnt dan weer naar de vaste wal waar hij even later landt op de met Tussock begroeide hellingen bij Stromness. De meest zuidelijk voorkomende zangvogel op de planeet heeft het vele jaren moeilijk gehad op de enige plek waar deze soort voorkomt, South Georgia. Piepers broeden op de grond, in pollen vegetatie, waardoor hun nesten door de ratten vrij makkelijk te vinden waren en net als de meeste zeevogels hadden ze fors te lijden onder predatie door Bruine Ratten die hier in de 19e eeuw via scheepvaart beland zijn. Na een zeer grote rattenverdelgingscampagne waarbij met behulp van helikopters op vrijwel het gehele eiland rattengif is uitgestrooid lijkt het wat beter te gaan met deze soort. Vogelaars aan boord van expeditieschepen zoals de Plancius zien deze piepers op plekken aan de noordkust van South Georgia waar ze al jaren niet meer gezien waren. Naar verwachting zullen ook diverse soorten zeevogels na het verdwijnen van de ratten in aantal toenemen. De South Georgia Heritage Trust, die verantwoordelijk was voor de verdelging van de ratten, blijft de komende jaren zowel de aantallen zeevogels, als het wegblijven van de ratten op de voet volgen.

Eenmaal geland op Stromness blijkt dat we het walvisstation alleen van afstand kunnen bekijken. Ook hier zijn de ambtenaren van Health & Safety geweest, er staan aan de rand van de nederzetting grote rode borden die waarschuwen voor instortingsgevaar en asbest. We blijven gedwongen op flinke afstand. Op de vlakte ten westen van het dorpje liggen en roepen enkele duizenden Antarctic Fur Seals, een tweetal Brown Skua’s patrouilleert erboven en verder zien we niet veel behalve gestage regen. We blijven daarom (in goed overleg) wat korter dan voorzien en om tien uur is het schip weer onderweg. De wind is flink toegenomen en ook de deining is fors met golven tot vier à vijf meter. De geplande landing op Prion Island kan daardoor helaas niet doorgaan en kijkend naar de golven en het onstuimige weer begrijpt iedereen aan boord dat een landingspoging gekkenwerk zou zijn. We zetten daarom koers naar het oosten, naar Grytviken dat dermate beschut ligt dat landen hier nagenoeg altijd mogelijk is.

De vaartocht naar het oosten is lekker ruig, maar we hebben de wind en stroming in de rug, prima omstandigheden voor het waarnemen van zeevogels dus. Dat lukte vanaf ons vertrek uit Stromness al prima met grote aantallen Kerguelen Petrels (c. 85), een tweetal Macaroni Penguins, twee fraaie witte Snowy Albatrosses én een onvolwassen exemplaar en volop White-chinned Petrels. Prions zien we aan de noordkust van South Georgia vrijwel niet en ook Southern Fulmars ontbreken al meer dan een dag. Door enkelen van onze groep worden Great Shearwater en de eerste Grey Petrel (Bruine Stormvogel) gezien, allebei soorten die we tijdens het vervolg van de reis richting Gough en de Tristangroep nog vaker zullen tegenkomen.

Rond twaalf uur komen we aan in Grytviken, een plaats die een viertal van de huidige Ineziagroep drie jaar geleden al uitgebreid kon bewonderen (zie het blog van 2012: Grytviken en Maiviken). Vandaag zijn we er maar een viertal uren. De bergen rondom Grytviken bieden inderdaad veel beschutting tegen de wind, het is er zeker niet bladstil, maar vergeleken met Stromness lijkt het een zonvakantie. Na enkele douaneformaliteiten kunnen we in de zodiacs naar de wal. We bezoeken het graf van Shackleton, het interessante museum en het postkantoor en fotograferen de honderden Antarctic Fur Seals, enkele Elephant Seals en de diverse groepjes van de endemische South Georgian Pintail. Dat laatste beest is een mooi subtiel getekend eendje met als bijzonderheid dat mannen en vrouwen van deze soort niet of nauwelijks van elkaar verschillen. Om zes uur is iedereen weer aan boord en vertrekken we naar de rustigste overnachtingplek die de noordkust van South Georgia te bieden heeft, Jason Harbour.

Pim Wolf

Jason Harbour, 54.12.06 Z / 36.34.30 W

Geplaatst op: 6 april 2015


Reacties

add
Er zijn nog geen reacties op deze blog...